maandag 8 februari 2016

recht op de dood

De dood is een universeel recht. Iedereen die geboren wordt heeft het recht om dood te gaan op elk moment in zijn of haar leven. Daarmee bedoel ik zeker niet dat iedereen zijn eigen dood mag plannen of in de hand kan hebben. Nee, natuurlijk niet. Dan zouden we een vreemde wereld krijgen.
Het is zo, dat ik vaak hoor, dat kinderen niet dood zouden mogen gaan. Kinderen zijn altijd dood gegaan, al sinds mensen heugenis gaan kinderen net zo goed dood als ieder ander. Het is pas van de laatste eeuw dat de gezondheid en de medische mogelijkheden toereikend zijn om onze levens te rekken tot een gemiddelde van 81. Dat was in het stenentijdperk wel anders, toen mocht je blij zijn met 19.
Ergens in die tussentijd zijn we gaan denken dat de dood voorbehouden zou moeten zijn aan de oudere mensen. Of bij uitzondering dan aan ernstig zieke mensen, die dan op zijn minst een vol leven achter zich hebben liggen. Maar wat dat volle leven dan inhoud is voor velen moeilijk te duiden. Eruit een levensduur aan vast, maar welke is niet te zeggen. Want gaat iemand op60 jarige leeftijd dood, dan is hij jong. Zeker in de ogen van degenen die dichtbij of voorbij die leeftijd zijn.
Mijn vader mocht 63 worden. Hij heeft een volleyen gehad, zoals ik het zie. Hij heeft kinderen gekregen, een intensief werkzaam leven. Hij vreugde en verdriet gekend. Hij heeft zelfs zijn eerste eigen kleinkind nog gezien. De enige die zijn naam zal kunnen door geven.
63 is mooi. Tenzij je bedenkt dat zijn ouders (net als zijn ex schoonouders) 63 jaar getrouwd zijn geweest, tot de dood hen scheidden. Mijn grootouders zijn dan ook allen ouder dan 86 geworden. Mijn oma, van vaders kant, heeft 3 kinderen begraven, voor ze zelf ging. De eerste aan wiegendood, de tweede als volwassen man aan een hartaanval en de derde was mijn vader. 17 maanden er na ging ze zelf in haar slaap op96 jarige leeftijd. Een maand later stierf haar 4de kind. Dat moet zwaar zijn geweest voor haar moederhart, ook al was dat heel gewoon dat een kind aan wiegendood stierf. Er werd niet over gepraat, dat moet vreselijk zijn geweest. Misschien is het daarom dater geen kinderen meer kwamen. Het huis was toch al vol met de 9 die er wel waren en die monden moesten allemaal gevoed worden.
Maar dat terzijde. Kinderen moeten weten, net als ieder ander, dat ze dood mogen gaan, wanneer het lichaam ze niet meer goed gezind is. Bijvoorbeeld door een ongenode gast als kanker. Dat het een moeilijk concept is om je kind te zeggen dat ze gaan mag, is logisch. Je brengt je kind niet op de wereld om haar te zien lijden. En haar weer los te moeten laten betekent een ongekend lijden, waarna hard gewerkt moet worden om weer enigszins tot leven te komen. Maar zeggen dat Mirthe mocht gaan, betekende voor mij tevens de belofte dat ik het leven weer zou ip pakken. Het betekende dat ik verantwoordelijkheid zou nemen voor wat erna zou komen, voor zowel het verdriet, de pijn, als de liefde en het leven in zijn geheel.
Ook bij een onverwachte dood, waar geen afscheid meer mogelijk was (dit kan ook bij een ziekbed zich voor doen), is het goed om op een gegeven moment te kunnen zeggen: het is goed dat jij bent waar je nu bent. Zeg het, in gedachte, tegen een foto van diegene of hoe jij het prettig vind. Laat het ze weten, wanneer jij er aan toe bent. Dat laatste is belangrijk, het moet wel oprecht gemeend zijn. Iedereen die geboren wordt heeft immers het recht om dood te gaan. Niemand van ons weet hoe lang dat volle leven mag duren van de ander. Geen van ons heeft het recht te bepalen dat het niet mag gebeuren. Dat het verdrietig, pijnlijk, ondragelijk is, dat is allemaal waar. Dat is de taak van de achterblijvers, van de nabestaanden, om daar mee om te leren gaan. En daar mag de omgeving op hun beurt niet klakkeloos iets van vinden. Rouw is rauw en hard werken, de rest van het leven van de nabestaande. Elke nabestaande verdient respect voor deze arbeid, die ze naast het gewone leven gewoon even doen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten